Zwemles in de jaren 60 (Natuurbad Norg)
Auteur: Jannet Vos
In een grijs verleden, niet zolang nadat ik verlost was van het immense achterwerk en de harde stem van juffrouw Jansma, melde zich een nieuwe kwelgeest. Badmeester Jansen!!!! Een man met een stem die een nieuwe dimensie gaf aan het begrip bulderen en dat niet in de laatste plaats omdat hij het ook kon met een verpruimde peuk in de mondhoek. Als hij dan besloot om tijdens het bulderen dat afgelebberde stukje pruimtabak uit z’n mond te halen was het hoogtijd om de schuilkelders op te zoeken. Het was een natuurbad, dus zonder golven en onverwarmd. Dat er soms wel eens golven zichtbaar waren was puur en alleen te danken aan onze, op een peukje pruimende, altijd in het smetteloos wit paraderende badmeester. Die dan als Wodan van de ene naar de andere kant van het zwembad bulderde dat het verboden was om het zwembad te dumpen met het zandstrand.
Dit alles even om het levensmotto van onze badmeester te onderstrepen, het was kort maar krachtig. Zwemmen of verzuipen!
Als eersteklasser van de lagere school in ons dorp was het al een jarenlange traditie om op zwemles te gaan. Groot genoeg om in het “diepe” gegooid te worden en nog klein genoeg om ons te laten kneden tot volwaardige waterratten. Dit alles vond plaats in ons onvolprezen en onverwarmde Natuurbad. Een L-vormige waterplas omlijst door een schitterend zandstrand, verdeelt in 4 baden. Het babybadje, een soort uit de kluiten gewassen box met een dun laagje water, altijd warm maar niet diep genoeg om het baarmoedergevoel bij de kleintjes op te wekken. En misschien was het daarom wel één van de rumoerigste plaatsen in het zwembad. Het eerste bad, voor de ongediplomeerde landratten, het tweede bad voor de studenten en het derde bad voor de gediplomeerde macho’s en zeemeerminnen.
Maar de ellende begon in het eerste! Begin mei, voor schooltijd aan, kortom……. heel vroeg. Een tijdstip in het jaar waarvan m’n opa zei dat je, in verband met de nachtvorst, nog geen bonen kon poten. Kinderen in water van 14 graden gooien blijkbaar wel. De babyboom was nog gaande dus kinderen genoeg! Maar niemand, behalve ikzelf, had er rekening mee gehouden dat er maar één ik was. En die ene ik stond tussen de rest van de slachtoffers te luisteren naar de inspirerende commando’s van Badmeester Jansen. Allen tot ons middel in water waarvan beweerd werd dat het 16 graden was maar aanvoelde als vloeibaar ijs. Een plankje voor ons en een soort Amerikaanse brievenbus met een leren riempje om de borst gegespt. Een brievenbus die door het nachtelijke vriespunt nog ver beneden de verwachte watertemperatuur zat. En een riempje wat zo strak om je borst gesnoerd zat dat alleen de buikademhaling mogelijk was. Dit om te voorkomen dat de brievenbus afzakte naar lagere regionen en bij het eerste verlies van het plankje, veroorzaakte dat je met de voeten richting de opkomende zon ging en als een visdobber omgekeerd in het water hing. Twintig, met blauwe lippen getooide, lijkkleurige, rillende, waterornamenten werden gedrild door Sergeant Jansen met de bijbehorende commando’s ”Intrekken, spreid, sluit”. Onderwijl z’n geschreeuw ondersteunend met armbewegingen waarvan verwacht werd dat wij ze met de benen nadeden. Vooraan waren de minst geliefde plaatsen omdat het nogal eens voorkwam dat onze, stevig rokende, Sergeant een enorme hoestbui kreeg en z’n sjekkie als de eerste trap van een saturnusraket gelanceerd werd richting de voorhoede. In het meest gunstige geval belande de peuk sissend tussen de frontsoldaten. Andere mogelijkheden laat ik geheel over aan de fantasie van de lezer. Tijdens de lessen werd er natuurlijk stevig “gedronken”, de enige manier om het hoofd boven water te houden. Hoestend, proestend en kokhalzend kreeg het innemende slachtoffer dan ook nog eens de wind van voren en een officiële waarschuwing voor zijn beledigende na-aperij. Maar aan het eind klonk altijd het verlossende laatste commando “aankleden”. Waarna wij vervolgens in een sprint de afstand overbrugden naar het, ook al, ijskoude, kleedhok. Waar, bijna onafgedroogd, de kleren werden aangetrokken om pas op te warmen na de warme schoolmelk van 10 uur.
Op een enkeling na zijn we groot geworden, maar dat lag niet aan de zwemlessen, we hebben later ook het tweede en het derde bad veroverd. Het derde, waar de duikplank was, de lage, de hoge en nog een stugge houten plank tussen die twee in. De lage durfde iedereen, de hoge was voor de specialist, of voor de recalcitrant, die gestrekt naar beneden sprong om de bodem te bereiken. Waarna hij/zij hevig trappellend de bodem dermate beroerde dat de zwarte wolken boven kwamen. Waarop Badmeester Jansen in vuur en vlam ontstak en z’n eeuwig rokende peuk, in een opwelling van woede het bad in spuugde. Na een tirade waar Geert Wilders jaloers op zou zijn geweest, viste hij de peuk uit het water en plaatste hem daar waar de peuk van Teun altijd zat.
Dankjewel Teun, voor de fijne herinnering.
Het was leuk geweest als jullie de schrijfster van dit stukje even hadden vermeld, want die was bekend bij jullie.
Groetjes Jannet Vos
Ik zou het heel fijn vinden als mijn naam word vermeld onder mijn persoonlijk ervaring. Zag dit op een andere site al opduiken met enkel uit “zwembadverhalen”
Met vriendelijke groeten, Jannet Vos