De dwangmatig vrijwilliger
“Psst, Pede-lemmer!” fluistert iemand in mijn oor. Ik luister niet.
“He! Pede-lemmer!” het is Kevin, die bij mij in het groepje zit, omdat ik altijd pech heb. “Pede-lemmer!” hij giert van het lachen, hij bonkt zelfs met zijn hoofd op zijn tafeltje. Zwaar overdreven, als je het mij vraagt.
“Het is pedaalemmer, Kevin” zeg ik.
Het is een verloren zaak en niet eerlijk. Mijn zus, het genie van de familie, en dat bedoel ik niet sarcastisch, dat is echt zo, is verantwoordelijk voor deze deuk in mijn aanzien. Vorige week stond ze op het podium van de provinciale spellingswedstrijd, aan de winnende hand. Het beste wat onze school sinds de derde plaats in het voetbalkampioenschap is overkomen. En toen. Pede-lemmer.
Een uur later bevind ik me midden in een oorlogsgebied. De woedende rode gezichten van het lintjesteam op mij gericht. Ik ben ‘The last man standing’, dit is het trefbalequivalent van Penalty’s nemen.. Mijn teamgenoten achter me in het strafvak schreeuwen “Achter je!” “Voor je!” “Naast je!” En voor me is Mike, zijn ogen branden op mij hoofd en hij heeft een bal. Dit is mijn kans. Hij gooit hem, hard. Maar ik ga hem vangen, ik zal deze kogel vangen en het tij keren. We kunnen dit nog winnen! De bal komt heel snel dichterbij, en ik breng mijn handen omhoog. Wow die bal gaat wel heel erg hard. Op het laatste moment sla ik mijn handen voor mijn gezicht. En dat is ook precies waar de bal me raakt. Ik val achterover, de bal stuitert weg.
De gym lerares fluit.
“Goed gedaan allemaal!” Roept ze, veel te opgewekt. Het lintjesteam heeft een onuitstaanbare grijns op hun rotkoppen. Mijn teamgenoten kijken me niet aan.
“Oke jongens en meisjes, allemaal even luisteren. Volgende week is er een wedstrijd, met de Pantharij, en we zoeken nog iemand om onze school te vertegenwoordigen. Het is een zwemwedstrijd, dus je moet wel goed zijn in zwemmen.”
Het blijft stil. Echt heel erg lang voor mijn gevoel. In mijn maag begint zich een knoop te vormen. Ik stel me voor dat de juf ‘s avonds tegen haar vriend zegt: “Ik ben een mislukte juf, ik kon niet eens iemand vinden om aan de zwemwedstrijd mee te doen!”
Maar kan ik goed zwemmen? Ik kan zwemmen, maar een wedstrijd?
“Inge, geweldig, heel dapper dat je het wil doen!”
Huh? Inge? Dat is mijn naam. Waarom zegt ze mijn naam? Wat doet mijn hand in de lucht? Oh nee. Ik houd hem heel hoog, ik sta zelfs een beetje op mijn tenen. Geen weg terug.
Ik ben dwangmatig vrijwilliger.
“Kan jij goed zwemmen?” vraagt Kevin
“Ja natuurlijk, anders zou ik me toch niet opgeven?” zeg ik.
In de vijf dagen dat ik me kan voorbereiden op de wedstrijd daagt het me dat het misschien wel waar is. Waarom zou ik me opgeven als ik niet kon zwemmen? Ik heb best wel wat talent op het gebied van zwemmen. Dit is een geweldige kans om pede-lemmer achter me te laten, en te bewijzen dat wij Idema’s best wel wat in ons mars hebben.
“vind je het spanend?” vragen mijn klasgenoten steeds. En ik zeg dat ik me totaal geen zorgen maak, dat ik dit onder controle heb, en dat ze vooral moeten komen kijken.
In gedachten zie ik mezelf uit het zwembad komen, water van me afstromend. Een fanfare begint te spelen, er worden emmers confetti in de lucht gegooid en ik wordt naar het podium begeleid, waar iemand klaar staat met een gouden beker en een bos bloemen.
Mijn moeder zusje en ik fietsen naar het openluchtzwembad. Het is loeiheet en ontzettend druk. Echt iedereen is komen kijken, opa’s, oma’s tantes en ooms, de gym lerares zit op de voorste rij. Ik doe mijn jurk uit. Mijn badpak heb ik thuis al aangetrokken. Groen met blauw met korte pijpjes en ruches. Zes kinderen staan klaar op de startblokken van het zwembad. In het midden is nog een plek vrij. Mijn plek.
Ik kijk om me heen. In het publiek zie ik de verwachtingsvolle gezichten van mijn zusje en moeder, ik zwaai. Naast me staat een jongetje in een strakke zwembroek, met een siliconen badmuts op en een zwembril. Hij staart geconcentreerd naar de overkant. Als alle anderen zo zenuwachtig zijn als hij wordt het een makkie voor mij. De gym lerares steekt haar duimen op.
“FUUUUUT!” Het fluitsignaal gaat, en mijn reactievermogen is op topniveau:
Ik spring meteen zo ver mogelijk de lucht in, trek mijn knieën in op het hoogste punt en land met een gracieuze plons in het water. Het publiek ontploft van enthousiasme. Een geweldig begin. Ik laat me naar de bodem zakken, voel de bellen langs mijn lichaam kriebelen, en het wordt heel stil en rustig om me heen. Dit is het moment waar het om gaat. Nu moet ik me concentreren. Ik begin te tellen.1..2.. Rustig blijven, niet aan ademhalen denken.. 35..36..Alle echte glorieuze overwinningen worden in eenzaamheid behaald.. 43.. “teamsport was niet haar ding, ze had zo’n krachtige persoonlijkheid, ze was gewoon altijd al veel beter dan wij”, zouden ze later over me zeggen. Ik voel dat ik naar boven drijf. Ik doe mijn ogen open en probeer verder naar beneden te duiken. Naast me is de jongen in de strakke zwembroek verdwenen. Mijn andere tegenstanders zie ik ook niet. Dat kan maar een ding betekenen: ik heb al gewonnen. Ik wist zelf niet eens dat ik zo goed was! 60.. 61.. Ik zet me af tegen de bodem en kom met mijn handen in de lucht boven water.
“Joepie!” roep ik, en ik stomp mijn vuist in de lucht.
De mensen zijn stil, ze zitten op het puntje van hun stoel. Iemand roept “go Linda! go!”
Waar zijn de andere zwemmers? Aan de andere kant van het bad zie ik wild gespetter. Na een paar seconden die een eeuwigheid lijkt komt het publiek eindelijk in beweging, applaudisseert en juicht. Een beetje laat, maar ach. Ik zwem naar het trapje en klim uit het bad. Dit is het mooiste moment van mijn leven! Aan de andere kant van het bad staat de badmeester klaar met een kampioensbeker. Het jongetje in de strakke zwembroek klimt behendig uit het water. Ik scan het publiek. De gym lerares steekt wit af tussen de gebruinde gezichten, ze staart met open mond naar me, waarschijnlijk uit bewondering. Waar zijn mijn moeder en zusje? Het applaus zwelt aan en ik draai me om. Die zie ik straks wel. Eerst mijn prijs in ontvangst nemen. Ik sla mijn handen ineen en hef ze hoog in de lucht. Waarom kijkt iedereen de verkeerde kant op?
Het jongetje in de strakke zwembroek staat nu naast de badmeester en schudt hem de hand. Ik begin harder te lopen. Dan overhandigt de badmeester de beker aan het jongetje. Dit is niet in de haak, dit is duidelijk doorgestoken kaart. Ik begrijp hier niets van. Ik heb overduidelijk het langst mijn adem ingehouden. Ik zet een sprint in. Op het moment dat de badmeester het tweede oor van de beker loslaat gris ik het oor vast en steek mijn hand met enorme kracht de lucht in. Het jongetje moet wel volgen. Het applaus verstomt.
Ik speur in het publiek op zoek naar mijn moeder en mijn zus. Ik kan ze niet vinden.
Dan zie ik mijn zus snel weglopen uit het zwembad, het hoofd gebogen.